Recente thema's

  • Vertrouwen

    Vertrouwen 

    Is vertrouwen het geloof in de goede intenties van een ander? Waarop is zo'n geloof gebaseerd?  Kies je zelf voor het vertrouwen in een ander? Is vertrouwen een zelfgekozen bereidheid om anderen vanuit positieve verwachtingen tegemoet te treden? Kan vertrouwen verloren gaan en vervolgens worden hersteld?  Betekent vertrouwen dat je zelf iets niet weet en dat je je verlaat op een ander?

    Lees meer...  
  • Vrijheid van meningsuiting

    Vrijheid van meningsuiting
    Vrijheid van meningsuiting is één van de grondrechten uit onze grondwet, die op dit moment in de belangstelling staan. Maar wat wordt er bedoeld met vrijheid van meningsuiting en waarom vinden wij dat belangrijk? Als je de vrijheid hebt om je mening te uiten, betekent het niet dat je zomaar alles zegt wat in je opkomt. Meestal doe je dat niet. Gewoonlijk hou je rekening met je gehoor. Communicatie is immers een sociaal gegeven met een zender en een ontvanger. Betekent vrijheid van meningsuiting dan dat je wel zomaar mag zeggen wat in je opkomt, en dat niemand daar bezwaar tegen mag maken? Dat zou een saaie boel worden

    Lees meer...  
  • Weten

    Kan iemand iets weten zonder te weten wat hij weet? Die vraag stelt Socrates aan het begin van zijn dialoog met Theaitetos en diens leraar Theodorus. Aan het eind van de dialoog zijn ze een beetje van deze vraag afgedwaald als ze concluderen dat iemand kan menen te weten wat hij niet weet. Maar dat is natuurlijk geen antwoord op de vraag of je iets kunt weten zonder te weten dat je het weet.

    Lees meer...  
  • de goede maat

    De goede maat. 

    Maat houden is één van de klassieke deugden. Maar wat is een goede maat? Kun je die meten? “In niets te veel is de goede maat” zegt Socrates in de dialoog Philebus. Maar wat is in een handeling of in een gevoel te veel of te weinig? Hoe kun je weten wat de goede maat is in alle verschillende aspecten van het dagelijks leven? Kunnen anderen je dat vertellen, of kun je dat alleen zelf weten? En waaraan wordt dat dan afgemeten; welke meetlat kun je daarbij gebruiken?

    Lees meer...  
  • Respect

    Respect
    Wat is dat respect? Heeft het iets afstandelijks? 'Ik ben het niet met je standpunt eens, maar ik heb er wel respect voor', hoor je jezelf dan zeggen. Zeg je ook wel eens: 'Ik ben het wel met je standpunt eens, maar ik heb er geen respect voor?' Ik kan me niet herinneren dat ik dat ooit heb gezegd of gehoord. Alsof overeenstemming respect overbodig maakt. Heeft respect dan te maken met verdragen en accepteren? Je vindt het niet leuk, maar je moet het wel respecteren. Allemaal geprivatiseerde openbare nutsvoorzieningen verdwijnen tegenwoordig:

    Lees meer...  

Het juiste register

Socratisch Café

Een eenvoudige variant van het onderzoek naar de middenpositie is het onderzoek naar het juiste register. Wat is in een gegeven situatie de juiste toon? Je kunt een boodschap overdrijven, te hoog van de toren blazen, doorschieten in een gevoel. Je kunt ook tekortschieten, een kwestie teveel bagatelliseren, of je eigen gevoel te klein maken. Wat is het juiste midden?

In de klassieke retorica werd veel aandacht besteed aan het vinden van de juiste toon. Er werden drie stijlregisters onderscheiden, een grote, verheven stijl, een kleine, eenvoudige stijl en een middenstijl. Een belangrijke oefening in de opleiding tot spreker was het leren verwoorden van een boodschap op verschillende manieren.

Stappen

A. Individueel
1.  Bedenk uit de eigen persoonlijke of werkpraktijk een situatie, waarin u zich tot een bepaalde persoon wilt richten met een boodschap (een aansporing of een aanbeveling).
2.  Schrijf de boodschap op (max. 100 woorden).
 
B. Plenair
3.  Lees elkaar deze basistekst voor.

C. Afwisselend individueel en plenair
4. Herschrijf de tekst als ‘te fors’ en draag deze aan elkaar voor.
5. Herschrijf de tekst als ‘te zwak’ en draag deze aan elkaar voor.
6. Herschrijf de tekst als ‘precies goed’ en draag deze aan elkaar voor.

D. Nabespreking

Wat zijn de kenmerkende eigenschappen van de te forse, de te zwakke en de precies goed geformuleerde boodschap?
Hoe is de beleving van ‘het juiste midden’?
Moet de woordkeus aangepast worden als de boodschap tot klinken wordt gebracht?



Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filosoferen in organisaties,
Boom Amsterdam 2002.
www.hetnieuwetrivium.nl

Middenpositie

Socratisch Café

In alles wat wij zeggen en doen speelt gevoel een centrale rol. Rationele argumenten gaan altijd samen met gevoelsmatige argumenten. Gevoelens sturen in grote mate de kwaliteit van ons gedrag, bijvoorbeeld de heftigheid ervan of de bedremmeldheid.
Doel van dit onderzoek is hoe wij in ons gedrag het juiste midden kunnen vinden: ‘de gulden middenweg’.

Stappen

1. Zoek een casus uit uw eigen praktijk/leven die u als probleemsituatie heeft ervaren.

2. Ga na welke gevoelens in de casus een rol spelen. Benoem ze; bijvoorbeeld bezorgdheid, enthousiasme, angst ed.

3. Bepaal welk gevoel in de casus overheerste.

4. Onderzoek dat overheersende gevoel in de casus. Wat zou in de casus een teveel van dat gevoel zijn? Hoe zou u dan gehandeld hebben? Laat dat zien in een houding. Wat zou u daarbij denken en/of willen zeggen?

5. Doe hetzelfde voor een te weinig. Hoe zou u dan gehandeld hebben? Laat dat zien in een houding. Wat zou u daarbij denken en/of willen zeggen? Het juiste midden in het gedrag kunt u alleen vinden door het teveel en te weinig in de casus onder ogen te zien.

6. Ga vervolgens fysiek in de middenpositie zitten, rechtop. Ga na hoe u bent in die situatie, als u rust in het midden. Dit is een subtiel onderzoek.

7. Hoe zou u de beleving van de middenpositie omschrijven?

8. Er is een aantal hulpmiddelen om de middenpositie te verhelderen. U kunt u zelf een paar vragen stellen over het bewaren van de middenpositie: wat u hier hebt op te geven (maat), welke kracht of bezieling hier nodig is (moed), wat u hier onder ogen moet zien (bezonnenheid). U kunt ook een beeld oproepen van de persoon met praktische wijsheid, de personificatie van uw innerlijk kompas, en u afvragen wat deze zou zeggen op dit punt of hoe deze zich in deze situatie zou gedragen.

9. Breng tot slot de sleutel van de situatie onder woorden, het redelijk principe dat de persoon met praktische wijsheid zou hanteren. Met welk(e) woord(en) kunt u uzelf herinneren aan die middenpositie? 


Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filosoferen in organisaties,
Boom Amsterdam 2002.
www.hetnieuwetrivium.nl

Interview van de persoon met gezag

Socratisch Café

Een goede manier om een goed gesprek tot stand te brengen is deze vooraf te laten gaan door schrijven. Als je schrijft, focus je je aandacht, je weegt je woorden en scherpt je taal. Daarmee verhoog je de kwaliteit van het gesprek over wat je hebt geschreven. Ook korte en losse schrijfoefeningen zijn heel vruchtbaar voor een gesprek. Het Socratisch Café leent zich uitstekend om deze uitwisseling tussen zeggen en schrijven tot stand te brengen.

Hier is het de bedoeling een vraaggesprek te ensceneren met de eigen innerlijke stuurman. Dit is een subtiele oefening die vraagt om concentratie. Van Socrates is bekend dat hij soms geheel in zichzelf verzonken was, onbereikbaar voor de buitenwereld. Als men hem vroeg wat hij gedaan had, vertelde hij dat hij in contact was geweest met zijn daimon. Met rust en concentratie is het mogelijk in een half uur een heel eind te komen met dit interview.

Stappen

A. Individueel
1. Zoek een plek om rustig te schrijven. Laat een beeld opkomen van uw innerlijke stuurman/stuurvrouw, uw eigen persoon met visie en gezag. Stem u af op deze persoon.

2. Leg deze persoon een brandende vraag voor door deze werkelijk als vraag te    formuleren en op te schrijven.

3. Stem u af op wat deze persoon u als antwoord geeft. Schrijf dat op en ga zo verder met vragen en antwoorden. Zorg ervoor dat u niet alleen maar noteert wat u toch al in uw hoofd hebt, maar blijf u richten op het gezag van uw stuurman/stuurvrouw en stel u open voor wat deze u duidelijk wil maken; wellicht hoort u onverwachte dingen.

B. In tweetallen of drietallen
4. Lees de interviews aan elkaar voor. Bepaal per interview wat de belangrijkste richtlijnen of principes zijn die uit het interview naar voren komen. 


Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filosoferen in organisaties,
Boom Amsterdam 2002.
www.hetnieuwetrivium.nl

Redactioneel commentaar

Socratisch Café

Een van de beste manieren om een goed gesprek tot stand te brengen is schrijven. Als je schrijft, focus je je aandacht, je weegt je woorden, je scherpt je taal, je maakt intensief gebruik van je verbeeldingskracht en je stijlgevoel. Die kwaliteiten draag je over op het gesprek over wat je hebt geschreven. Je hoeft niet eerst uren te gaan zitten denken en worstelen om iets op papier te krijgen. Juist korte, losse schrijfoefeningen zijn heel vruchtbaar als voeding voor een gesprek. Het Socratisch Café leent zich uitstekend om deze afwisseling tussen – zeggen -  en - schrijven - tot stand te brengen.

Het redactionele commentaar is een publieke poging (essay) van een groep redacteuren om een evenwichtig beeld te schetsen van een politieke of maatschappelijke kwestie. Daarover hebben zij tevoren met elkaar van gedachten gewisseld. Ze hebben de verschillende
belangen in kaart gebracht, de verschillende invalshoeken naast elkaar gezet en maatstaven ter
beoordeling geformuleerd. Vervolgens schrijven ze dat alles op, op een speciale manier. Niet vanuit eigenbelang, maar vanuit een algemeen belang. Niet op een verhitte, polemische toon, maar op een koele, argumentatieve toon. Niet om partij te kiezen maar om inzicht te verschaffen, essenties zichtbaar te maken, gebeurtenissen in een kader te zetten, zodat de grote lijnen en het grotere verhaal oplichten uit de verwarrende hoeveelheid details.

Stappen

1. Ga voor uzelf na wat de kwestie is waarover u wilt schrijven: wat zijn de feiten, hoe wilt u die interpreteren, hoe moeten ze worden beoordeeld? Ga na wat het belang van de kwestie is en welke andere interpretaties en beoordelingen mogelijk zijn.

2. Begin bijvoorbeeld door allemaal vijf woorden te bedenken die u aanstaan bij het thema, en vijf die u tegenstaan. Schrijf ze eerst voor uzelf op en wissel ze dan uit.  Zijn er woorden die u van een ander zou willen overnemen?

3. Een andere losmaakoefening is: bedenk naar aanleiding van het thema zogenaamde inslaande zinnen, een gevleugeld woord of een krachtig gezegde of een gekke uitspraak. .

4. Ga dan nog eens met elkaar na wat de kwestie is waarover u wilt schrijven: wat zijn de feiten, hoe wilt u die interpreteren, hoe moeten ze beoordeeld worden? Ga ook na wat het belang is van de kwestie, en welke andere interpretaties en beoordelingen mogelijk zijn. Waarover zijn jullie het eens, waarover niet?

5. Bedenk dan, alleen of gezamenlijk, wat de hoofdpunten zijn die in het commentaar aan de
orde moeten komen. Wat is de hoofdlijn van het betoog? Wat is het grotere verhaal achter de
kwestie?

6. In deelgroepen: Bedenk een kop. Bedenk beelden, metaforen, inslaande zinnen bij de
redenering die u wilt volgen.

7. Schrijf een concepttekst: in ieder geval een titel en eerste alinea.

8. Plenair: lees deze teksten aan elkaar voor en bespreek de meest treffende wendingen. Ga na
wat werkt, wat blijft hangen, wat zou uitgewerkt kunnen worden?


Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filosoferen in organisaties,
Boom Amsterdam 2002. H4
www.hetnieuwetrivium.nl

Kapittelen

Socratisch Café

Volgens de regels van Benedictus roept de abt de monniken bijeen in de kapittelzaal, waar het onderwerp van bespreking wordt uiteengezet. (Kapittel is afgeleid van ‘caput’ – hoofd; het kapittel is de vergaderzaal in een klooster.) Ieder krijgt de gelegenheid zijn visie te geven over het door de abt aan de orde gesteld onderwerp. Het gaat daarbij niet om het samen oplossen van een probleem, maar om in de vorm van een gesprek  uit te zoeken wat de algemene leefregel is aan de hand waarvan de kwestie dient te worden benaderd.

De hoofdregel van het kapittelen luidt aldus: zolang als iemand aan het woord is geweest, zolang zwijgen allen die aan het gesprek deelnemen. Pas daarna spreekt de volgende. De gespreksleider bereidt het gesprek voor (stap 1 en 2), leidt het gesprek in, legt de hoofdregel uit en ziet toe op de naleving van de hoofdregel. Stappen 3 en verder geven daarvoor enkele aanwijzingen.

Stappen

1. Zorg ervoor dat de deelnemers elkaar goed kunnen zien. Een kring met stoelen is aan te bevelen. Zorg ervoor dat de groep niet te groot is (max. 10 personen). Zie toe op de tijd die je neemt voor het kapittelen naar aanleiding van één onderwerp of vraag. In het klooster was het gebruikelijk dat de abt na alle broeders te hebben gehoord een beslissing nam.
 
2. Kies een thema voor het gesprek. Dat kan in de vorm van een vraag (bijv. “wanneer kies ik voor onzekerheid?”), een stelling (“zekerheid is een illusie”), een levensregel (“een dag niet gelachen = een dag niet geleefd”), een gedachte (“ …”), enz.

3. Na de keuze van het thema begint het gesprek in stilte. Als een van de deelnemers wil spreken, dan spreekt hij/zij. Daarna is het stil. Na enige tijd zal de volgende spreken, enz.

4. Het gesprek is niet gericht op het beantwoorden van de vraag of het bewijzen van de stelling. Het gaat om een onderzoek, om in stilte op gedachten te komen.

5. De stilte is niet bedoeld als een peinzende stilte, maar om stil te zijn en de aandacht rustig op het thema te richten. Sommige gedachten komen en blijven, andere gaan weer. Sommige gedachten zijn verbonden met wat is gezegd, andere zijn er los van. Dat doet er niet toe.
 
6. Deelnemers kunnen de neiging hebben hun bijdrage heel kort te formuleren. Dat is wel spannend, maar niet bevredigend. Nodig de deelnemers dan uit om meer woorden te gebruiken, om hun gedachten te verwoorden. Dat vergroot de verstaanbaarheid.
 
7. Deelnemers denken vaak – zonder dat te checken – dat ze alleen opmerkingen mogen maken over het thema. Ze vergeten dan om iets te zeggen over het gesprek (bijvoorbeeld “goh, ik zit hier wel  te genieten!”) of een grapje te maken, ter ontspanning, of om een eigen verhaal of ervaring te vertellen. Attendeer de deelnemers op deze onnodige beperking.

8. Soms willen deelnemers een ander iets vragen, om een verduidelijking, een antwoord, een reactie. Dat mag, maar ‘die ander’ hoeft daar niet op te reageren. Je kunt een ander niet tot spreken dwingen. Wie iets heeft gezegd is immers niet de eigenaar van wat is gezegd. Het staat
iedereen vrij om wel of niet te reageren op opmerkingen als “ik ben de draad kwijt” of “ik snap dat argument niet” of “bedoel je met ‘vrijheid’ dat je kunt doen en laten wat je wilt?” Zorg wel dat er voldoende stilte blijft tussen twee spreekbeurten.

9. Rond het gesprek af door eenieder te vragen om voor zichzelf in een paar woorden op te schrijven wat de kern is van het gesprek, bijvoorbeeld door te vragen: wat is jouw leefregel die je naar aanleiding van het gesprek over dit thema in je handpalm wilt schrijven?

10. Neem de tijd om het gesprek na te bespreken. Hoe is het om op zo'n manier een gesprek te
voeren? Wat doet de stilte met jou, met de groep en met het gesprek? Zie je een plek in je eigen
leven waar je deze vorm van gesprek kunt toepassen?


Literatuur:
De regel van Sint Benedictus, vertaald en toegelicht door V. Hunink, Atheneum-Polak&Van Gennep, Amsterdam 2003.
Wil Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven. Lannoo, Tielt, 2000.

www.hetnieuwetrivium.nl