Thema's

Hoop. 7 september 2012
In de tragedie 'Hypolitus' laat de dichter Euripides het koor de volgende woorden spreken:
'Het is een grote troost te geloven dat de goden om ons lot bekommerd zijn. Maar wie diep in zijn hart blijft hopen dat hun raadsbesluiten voor de mens begrijpelijk zijn, is toch teleurgesteld wanneer hij ziet hoe onvoorspelbaar menslijke lotgevallen zijn. Geluk en tegenslag wisselen elkaar af en het leven van de mens is een grillige dwaaltocht. Daarom bid ik tot de goden dat ze me bedenken met welvaart en een hart dat niet gebroken wordt door leed. Laat mijn overtuiging niet te streng zijn en ook niet te laks. Moge mijn aard soepel genoeg zijn om zich aan te passen aan elke dag die voorbij gaat. En moge ik mijn leven lang gelukkig zijn.'

Een mooie samenvatting van de betekenis van 'hoop' in de klassieke wereld: een zinloze poging vat te hebben op gebeurtenissen in de toekomst. Voor hen was hoop vooral ijdele hoop. Als je jezelf niet wilt teleurstellen, onthoud je dan van hoop op een bepaalde uitkomst. Span je liever in 'soepel genoeg te zijn om je aan te passen aan elke dag die voorbij gaat'. De raadsbesluiten van de goden, of zoals we tegenwoordig zeggen, de loop van de natuur of van de sterren of van het leven, heb je toch niet in de hand.
Hoe anders lijkt de betekenis van het woord hoop in onze huidige, christelijk traditie. Daar heeft het een hele positieve klank. Augustinus verhief geloof, hoop en liefde zelfs tot deugden, naast de klassieke deugden: maat, moed, rechtvaardigheid en wijsheid. 'Hoop doet leven' is voor ons een gevleugeld gezegde. Bedoelen wij met hoop misschien eerder vertrouwen? Maar waarom spreken we dan van hoop? Wat bedoelen wij met hoop?